drempt

drempt

DSG 150 jaar

 


Ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van Het Doesborghsche SchaakGenootschap kan je meedoen aan een quiz. 

Voor de 15 beste inzenders ligt er een aardige attentie klaar. Vergeet dus ook niet je adres met de oplossing mee te sturen.

Voor de quiz en voor  informatie over de quiz moet je HIER of op het logo hier boven klikken.



DSG 60 jaar

  DSG 75 jaar


DSG 100 jaar

Meneer de Waal (oud voorzitter) praat met Ina Scholten
op 12 december 1983 bij hem thuis en haalt o.a. herinneringen op over het 100-jarig bestaan van DSG.

Fijn dat u mij vanmiddag hier kunt ontvangen.
Ik kan u vragen stellen, maar ik kan me ook voorstellen dat u, op de respectabele leeftijd van 76 jaar, zelf wat wilt vertellen.

(Meneer de Waal lacht, knikt instemmend en steekt van wal.)
Tot mijn zevende jaar heb ik in Duitsland ge­woond. Onder druk van de omstandigheden zijn we in 1915 naar Holland teruggegaan, naar D'chem. Gedurende 7 jaar ben ik werkzaam geweest bij Misset op grafisch gebied. Vervolgens trok ik naar Zaandam om aldaar mijn geluk eens te be­proeven. Daar werkte ik bij een "grafische kunstinrichting"

Dat klinkt hoog cultureel, vertelt u daar eens wat over.

Daar legden wij ons toe op het vervaardigen van reproducties van bekende schilderijen zoals de Nachtwacht, de Luitspeler, het Melkmeisje enz. Toch werd de recessie in de jaren '28-‘29 voel­baar. Er werd fors bezuinigd in de grafische industrie. Ik trok naar Hengelo en nadien in '35 naar Amsterdam. In '36 trouwde ik en tot '41 hebben mijn vrouw en ik daar gewoond. We hebben er een fantastische tijd gehad. Ik werkte bij de Arbeiderspers als "rotatiedrukker A " en had een goed loon. In de oorlog werd de zaak door NSB-ers overgenomen en ik werd ontslagen.
In '42 werd ik te werk gesteld bij Ubbink gie­terij nadat ik twee keer gedurende een korte periode in Duitsland had gezeten. Ik ben er heelhuids van teruggekomen zoals u ziet.
Tot 1972 heb ik bij Ubbink als expeditie chef gewerkt.

Ik raak altijd erg onder de indruk als mensen mij vertellen dat ze 30 jaar bij één baas ge­werkt hebben en realiseer me tegelijkertijd dat ik zelf met mijn 41 jaar in uw ogen nog een "kuiken" ben.

Mevrouw de Waal serveert thee met een zalige kletskop en mengt zich in het gesprek:
"Bent u al 41?" "Jazeker mevrouw de Waal en ik heb drie kinderen van 16, 15 en 12."
"Echt waar?" Ik bevestig dat met gloeiende oortjes. "Pappie hoor je dat, wat een jonge moeder is dat dan. Echt waar?"
Deze voor mij zo "gezellige opsteker" wilde ik niet onvermeld laten. Dank u wel mevrouw de Waal.

Wanneer bent u met schaken begonnen?

Toen ik 45 was leerde een vriend mij schaken. Het duurde niet lang of we speelden even sterk. Ik had wel zin om mijn blik wat te verruimen en ging daarom graag in op de uitnodiging van de gebroeders van Dijk om eens mee naar de schaak­club te gaan. Dat was in ’54, ik ben toen lid geworden en gebleven tot op de dag van vandaag. Volgend jaar ben ik 30 jaar lid van de vereniging. De club heeft in de loop der jaren de nodige ups en downs gekend, maar het is er altijd erg prettig geweest. ,
Veel waardering heb ik voor het huidige bestuur, enthousiaste, capabele mensen en het resultaat blijft gezien het groeiende ledenaantal niet uit.

Toch zien we u de laatste tijd niet zo vaak. Is daar een bijzondere reden voor?

Mijn gezondheid laat een geregeld bezoek niet toe. Bovendien, en daar moet ik dan maar eerlijk mee voor de dag komen, mis ik de ouderwetse gezellig­heid een beetje met mijn eigen leeftijdgenoten.

Ik kan me voorstellen dat er soms wat heimweegevoelens bovenkomen. Toch hoop ik dat u zich blijft openstellen voor die nieuwe situatie; het is anders, wat geweest is komt in eenzelfde vorm niet terug. “De verjonging" biedt echter ook weer andere mogelijkheden en we hopen dat u hier toch lange tijd deelgenoot van wilt blijven.

In mei '73 hebben we het 100-jarig bestaan van de club gevierd.
Dat is een geweldig feest geweest. Een hoop zorgen vooraf, vooral geldzorgen.
Meneer van Dijk en ik vormden de feestcommissie. Wij hebben een "bedelbrief" opgesteld voor het bedrijfsleven in Doesburg, 't Was tenslotte ook niet "niks" om in een stadje als Doesburg een vereniging te hebben die haar 100-jarig bestaan vierde. Die bedelbrieven leverden een hoop geld op, ongeveer f. 3500,-.  Met dat bedrag konden we wel iets doen en....dat hebben we gedaan!!
Er vond een jeugdschaaktoernooi plaats met jeugd uit Engeland en Duitsland. Dat kostte natuurlijk heel veel geld, maar dat werd gesponsord door Ubbink.

Verder waren er simultaanwedstrijden voor de leden. Twee grootmeesters wisten daarvoor hun weg naar Doesburg te vinden. Met een zeer druk bezochte receptie en een diner voor de leden met hun vrouwen werd de viering afgesloten. Een geweldige herinnering!!

Hartelijk bedankt voor dit gezellige gesprek, mevrouw en meneer de Waal.

Ina Scholten.

(de foto is door de webbeheerder later toegevoegd)


DSG 110 jaar



Het Doesborghsche Schaakgenootschap,  mei 1983
(niet iedereen aanwezig; in 1983 had DSG 27 senior leden)

 1 Jolink
 2
 3
 4 Herman Rensen (wedstr.leider)
 5 Joop Crooij
 6 Stef Beumkes (red.)
 7 Rudie Dankert
 8
 9 Herman Staring
10 Ina Scholten (red.)
11 Piet Weide
12
13 Schrader
14 Han de Zwart
15 Vervoort (penningmeester)
16 Dun (voorzitter)
17 de Waal (oud voorzitter)
18 Toon Teunissen (secretaris)
19 Rokus Renirie
20
21 Harold van Waardenburg
22
23
_____________________________________________________

Onderstaand interview komt uit de de eerste clubkrant van november 1983
Het Doesborghsche Schaakgenootschap  bestond toen 110 jaar


Interview met ds. Dun


In een rustige omgeving met een prachtig uitzicht op Hummelo praat ik over het schaken met "Oom Frans"


Vraag: Hoe lang bent u al lid?

Ik ben een jaar of zeven lid van de club, waar ik door "mond op mond" reclame ben bij­gekomen. In de winter schaakten we veel met een groepje mensen, waaronder meneer de Zwart. Hij heeft mij een keer uitgenodigd.

"Mond op mond" reclame is voor deze club het belangrijkste. Ik schaak trouwens al langer, want ik heb het van mijn vader geleerd. Mijn vader had er een hekel aan als de dames vroeg van het bord verdwenen. Het mooie is er dan af zei hij altijd.


Vraag: Hoe lang bent u voorzitter?

Nog niet zo lang, het bestuur moest op een gegeven moment verjongd worden. De toenmalige voorzitter meneer de Waal was 71 en vond dat het bestuur jonger moest zijn, dat kwam goed uit want ik was één jaar jonger. Er zijn toen wel meer jongeren in de club gekomen.


Vraag : Op de club bent u voor sommigen Oom Frans, hoe komt dat?

Het is eigenlijk een scherts, toen ik kwam zei ik noem mij nou niet steeds dominee, zeg maar Frans. Nou dat vonden ze toch wel gek, nou dan zeggen we Oom Frans.


Vraag: Vind u dat u sterk speelt?
Ik speel graag en slecht.(met een lachend gezicht). Eigenlijk speel ik te vlug, ik kom dan ook nooit in tijdnood. Ik moet mezelf steeds weer bedwingen om niet te snel te spelen.

Vraag: Heeft u wel eens van die momenten dat u erg goed speelt?
Ja, die zijn er wel bij, soms haal ik een goed resultaat .(duidelijk trots) Ik heb al eens van Herman Rensen gewonnen.

Vraag: U weet vast wel iets leuks.
Hoeveel tijd hebben we nog? Ik weet zoveel aardige dingen. Bijvoorbeeld was ik 5 jaar vlootpredikant in Indië. Daar speelde ik altijd met een tandarts. Onder de schaakdoos no­teerden wij altijd de stand. De laatste keer was het geloof ik 53-48, terug in Neder­land na anderhalf jaar belde ik hem eens op.
Ik zei Kees hier met Dun. De stand is 53-48. Ik kom eraan was het enige wat hij zei en we hebben later verder gespeeld. Ik heb ook al eens correspondentie schaak gespeeld per Giro. We maakten steeds een tientje aan elkaar over en dan ook een zet.

Vraag: De club bestaat al ruim honderd jaar, hoe ziet u de toekomst, ook al i.v.m. de opkomst van dé schaakcomputer.
Een schaakcomputer leer je op een gegeven ogenblik kennen. Ik heb er al eens één te leen gehad. Die had 8 niveaus maar had soms 2 dagen nodig voor een zet. Nee ik heb liever een mens tegenover mij .Voor de club zit er best toekomst in, ook in deze tijd.

Vraag: Is schaken voor u een ontspanning of een inspanning?
Beiden, als ik verlies dan slaap ik slecht.
Met een teamsport kun je als je verloren hebt altijd een ander de schuld geven. Bij schaken heb je het altijd zelf gedaan. Trouwens een ander de schuld geven is niet fair.

Vraag: Is gezelligheid op de club belangrijk?
Heel belang rijk, een club moet iets hebben van een gezellige huiskamer.

Tot slot nog enkele leuke opmerkingen van Oom Frans tijdens ons gesprek.

-De ene schaker tegen de andere :mag ik u iets aanbieden?
 Nou remise   graag.
-Ik zeg altijd: Ik hoop dat dit de laatste partij is die u verliest.
-Je moet van elkaars blunders leren.

Stef Beumkes

Nawoord:

Zoals u gelezen hebt, voorafgaand aan het interview, schreef ik Oom Frans bijt de spits af! Reuze leuk om te lezen wat u te vertellen hebt. Bedankt Oom Frans.
Eén ding wekt mijn verbazing: U slaapt slecht als u verloren hebt? Foei Oom Frans, vanwaar die frustratie??
Wat moeten we daar nu aan doen? Slecht slapen is ongezond en verkort wellicht de levens­duur. Moeten wij die al eens een keertje van u gewonnen hebben met schuldgevoelens zitten over het "nachtelijk woelen" van Oom Frans?
De zou toch geen oog dicht doen!! Beste Oom Frans,bij deze nodig ik u uit om bij een volgende gelegenheid met mij te schaken. U krijgt wit en u mag een voorsprong hebben. Mocht ik toevallig winnen (over frustraties gesproken) dan is er geen man over boord. Na afloop bied ik u een "oudje” aan met...een onschuldige slaaptablet. Dan slaapt u lekker en hoef ik geen schuldgevoel te hebben.
Welterusten Oom Frans,

Ina Scholten

(de foto van ds Dun is door de webbeheerder later toegevoegd)
________________________________________________________

-----

DSG 125 jaar


Uit Schaakmagazine, oktober 1998 
officieel orgaan van de Koninklijke Nederlandse Schaakbond





De film van de optocht:


________________________________________


7 vragen aan de voorzitter

De rubriek die de maand februari mag afsluiten met 7 vragen en 7 antwoorden, gaat over het Doesborghsche Schaakgenootschap DSG. In de tweede editie van “7 vragen voor de voorzitter” legde ik de 7 vragen voor aan Jan Ravensteijn, voorzitter van het Doesborghsche Schaak Genootschap.

 Jan woont al weer vijftien in Doesburg. Daarvoor heeft Jan, in chronologische volgorde, gewoond in Rotterdam, Amsterdam, Alphen aan de Rijn, Lelystad en Hilversum. Een Rotterdammer is Jan gebleven. Voordat Jan wist dat Doesburg “The place to be” was, heeft hij eerst even gekeken of er een schaakvereniging was, want in een plaats waar je niet binnen een vereniging kunt schaken wil Jan niet wonen.

‘Gelukkig, voor mij en voor Doesburg, was er wel één. Het bleek een klein, maar heel vriendelijk en zeer ondernemend clubje te zijn’, aldus Jan. Toen Jan bij de vereniging kwam was DSG net bezig met het organiseren van hun 125jarig jubileum en de manier waarop het bestuur dat aanpakte vond hij erg indrukwekkend.

Sinds 2½ jaar is Jan gepensioneerd. Jan heeft in het begin van zijn arbeidsverleden radio- en tv-programma’s gemaakt, daarna heeft hij communicatietrainingen en trainingen “Omgaan met de media” gegeven en zijn carrière heeft hij afgesloten als leraar Nederlands.
Hobby’s, interesses en bezigheden heeft Jan in overvloed en naarmate hij ouder wordt, wordt dat alleen maar erger, vertelt Jan. ‘Ik zou wat graag alles van niets willen weten, maar zoals het nu gaat wordt het niets van alles. Daarentegen is er maar weinig waar ik bang voor ben. Waarschijnlijk komt dat door een gebrek aan voorstellingsvermogen.’



U bent voorzitter van het Doesburgse Schaak Genootschap. Kunt u vertellen welke schaakniveaus er zijn binnen het genootschap en waar liggen de ambities van de leden?
Het Doesborghsch Schaakgenootschap vormt maar een betrekkelijk kleine club (18 senioren en vier jeugdleden). De ambities van zowel de leden als de vereniging zijn dan ook bescheiden. De ambitie van de leden is om ooit nog eens zo goed te schaken als ze denken dat ze zijn. De belangrijkste ambitie van de vereniging is om dit jaar met het eerste team te promoveren naar de tweede klasse van de Oostelijke Schaakbond en om het tweede team in de derde klasse te houden.  En als ons eerste eenmaal in de tweede klasse speelt, zouden wij het wel fijn vinden als het daar niet na een seizoen weer werd uitgewipt.
Een andere ambitie hangt hiermee samen: drie á vier leden erbij, waarvan er twee liefst aan het niveau van huisschaker zijn ontstegen. Het mooist zou zijn als dat vrouwen waren. Nu hebben we één vrouwelijk lid. Het lijkt me stug dat er hier in Doesburg maar één vrouw is die plezier in denken heeft. Wat de niveaus binnen onze vereniging betreft: die lopen nogal uiteen. We hebben een paar echte huisschakers, een flinke groep die daar net boven zit en een paar mannen die het echt kunnen.

DSG is een genootschap dat al 140 jaar bestaat. Is het karakter van een genootschap nog steeds gewenst of zijn er verlangens om in de toekomst een vereniging te worden waarbij er wellicht meer mogelijk is?
Het klopt dat het Doesborghsch Schaakgenootschap in mei 140 jaar bestaat. We zijn daarmee de op de twee na oudste schaakvereniging van Nederland. Maar we zijn natuurlijk al lang geen genootschap meer. Het is nu alleen nog maar een naam. Zoals je ook mensen hebt die Bosch van Rosenthal heten. Zo’n naam blijft je achtervolgen. Aan een kant vind ik dat wel jammer. Ik zou het wel mooi vinden om tijdens een ledenvergaring onze penningmeester ‘Thesaurier’te kunnen noemen en zelf met ‘President ‘te worden aangesproken. En dan een goed glas wijn erbij en een mooie Havanna. Maar we zijn dus een gewone vereniging en onze leden zijn niet meer de dokter, de dominee, de notaris en de gasfabrikant, maar zij vormen sociaal – economisch gezien net zo’n gemêleerd gezelschap als een willekeurige voetbalclub.



Het voorzitterschap is een belangrijke functie. Of kijkt u daar anders tegen aan?

Ja.  Hoe hoger de functie, hoe symbolischer die wordt. En bij zo’n kleine club als de onze is die functie in principe overbodig. Maar je moet er nou eenmaal één hebben. Ik zie mezelf meer als de vader van een groot gezin die moet proberen een stel egootjes met elkaar in harmonie te brengen. En af en toe bedenk ik eens iets dat de leden plezierig vinden of een uitdaging en dat de sfeer goed houdt.
Toen ik vijftien jaar geleden lid werd, werd er na afloop van de partij voor de interne competitie tot diep in de nacht geklaverjast. Nu wordt tot in de late uren gevluggerd. En een paar weken geleden hebben we met bijna de helft van de club aan een toernooi meegedaan. Dat was voor mijn komst niet denkbaar. Iets bijdragen aan het ontwikkelen van een schaakcultuur vind ik dus wel belangrijk. Maar dat had ik ook als gewoon lid wel gekund. Wat je als voorzitter natuurlijk wel beter kunt dan als gewoon lid, is het ondersteunen en stimuleren van ideeën en initiatieven van leden. Zo zijn we als schaakgenootschap anno 1873 sinds kort ook via Facebook en Twitter te volgen.

Houdt u zich ook bezig met technische zaken binnen het genootschap?
Als je bedoelt of ik me bezig hou met het repareren van kapotte schaakklokken, dan is het antwoord: ‘nee’. Ik signaleer wel dat het tijd wordt om weer eens iets te herstellen of aan te schaffen. En verder bemoei ik me met alles. Met het opstellen van het jaarprogramma, de inkopen voor de bar die we in eigen beheer hebben, het samenstellen van de teams, de opleiding van de jeugd, de toelevering van teksten voor onze zeer lezenswaardige website www.dsg1873.nl, met alles eigenlijk. Maar de schaal waarop we opereren is ook zo bescheiden en zo overzichtelijk.




Wat vind de jeugd spannend aan schaken in deze tijd van games en het internet?

Hetzelfde wat volwassenen en nog ouderen er spannend aan vinden: de mogelijkheid van het verpletteren van je tegenstander en dan de spanning of het je lukken zal. Dat is dus niet anders dan bij andere sporten waarbij individuen het tegen elkaar opnemen. Maar bij schaken is het denkkracht tegen denkkracht, geest tegen geest. En dat is heel confronterend en uitdagend. Bij toernooien en wedstrijden kan de hartslag van schakers net zo hoog oplopen als bij tafeltennissers. Maar de jeugd is ook gevoelig voor de schoonheid van het spel. Je tegenstander mat zetten: prachtig. En als je dat ook nog door een fraaie combinatie doet: kicken!

Bent u zelf actief in competitieverband of speelt u alleen op de clubavond uw partij?
Nou reken maar. Qua niveau hoor ik eigenlijk in ons eerste thuis, maar ik heb er voor gekozen om in het tweede te blijven zitten omdat ik dan bij het eerste kan invallen, dus extra wedstrijden kan spelen. Daarnaast doe ik als het even kan mee aan toernooien. Het is dat mijn vrouw altijd andere voorstellen heeft, maar als je diep in mijn hart kijkt zou ik het liefst de hele vakantie toernooien in het buitenland spelen.


Is er meer dan alleen DSG?
Ja, en eigenlijk is er te veel. Er is literatuur, toneel en muziek. Er zijn musea. Er zijn de mensen in de buurt waarin ik woon. Ik probeer een Turkse mevrouw Nederlands te leren, ik geef bijles aan zes leerlingen van Het Rhedens die amper hun naam goed kunnen schrijven. Ik treed met enige regelmaat op met een gedichtenprogramma.  Er is de wereld waarin ik leef en waarvan ik voor mijn dood nog wel iets zou willen begrijpen. Er zijn de kinderen en kleinkinderen die er soms wat bekaaid vanaf komen.  De steden waar ik nog of nog een keer naartoe wil. Ik moet dik in de negentig worden voor ik dat programma heb afgewerkt. Aftakeling voor die tijd zal ik als hoogst onwelkom beschouwen.

Fotografie: joost de wolf / JdW Fotografie uit Doesburg

|
____________________________________________________________